Jurisprudentie
BE9421
Datum uitspraak2008-08-26
Datum gepubliceerd2008-08-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers103734 / HA RK 08-58
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers103734 / HA RK 08-58
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wraking politierechter. Ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 103734 / HA RK 08-58
Datum uitspraak: 26 augustus 2008
BESLISSING op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering van:
[NAAM VERZOEKER],
geboren te San Carlos (Chili) op [geboortedatum],
wonende te Hoorn,
hierna te noemen: verzoeker.
1 PROCESVERLOOP
Op de openbare terechtzitting van 18 juli 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van [NAAM RECHTER], hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer [NUMMER].
De politierechter heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en heeft gemotiveerd laten weten niet te berusten in de wraking.
Verzoeker heeft zijn verzoek toegelicht ter openbare terechtzitting van de wrakingskamer van 12 augustus 2008.
De politierechter en de officier van justitie zijn eveneens in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en zijn ter zitting verschenen. De politierechter heeft gereageerd op de toelichting van het wrakingsverzoek en ook de officier van justitie heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om opmerkingen te maken. Verzoeker heeft na kennisneming van de schriftelijke en mondelinge reactie van de politierechter zijn standpunt nader toegelicht.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en de uitspraak bepaald op heden.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Verzoeker heeft op de terechtzitting van 18 juli 2008, blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting, de politierechter gewraakt omdat hij de indruk kreeg dat de politierechter vooringenomen was jegens hetgeen hij daar naar voren bracht. Verzoeker kreeg dit gevoel nadat hij had aangevoerd dat hij uit zelfverdediging had gehandeld bij de gebeurtenis die heeft geleid tot hetgeen hem ten laste is gelegd. De politierechter verklaarde toen dat slechts sprake kan zijn van zelfverdediging indien is voldaan aan de in de wet gestelde criteria voor noodweer, en dat het handelen van verdachte niet voldoet aan die criteria, aldus verzoeker.
Het recht op een onpartijdige rechter is gewaarborgd in artikel 6 lid 1 EVRM. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van die onpartijdigheid dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende in dat opzicht bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden, zoals hierboven naar de kern weergegeven, leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die een zodanige vrees ten aanzien van de politierechter kan rechtvaardigen.
De wrakingskamer tekent hierbij het volgende aan.
Verzoeker heeft de grondslag van de wraking ter zitting van de wrakingskamer geadstrueerd met een aantal situaties die zich ter terechtzitting van de politierechter van 18 juli 2008 hebben voorgedaan.
Zo beschreef de politierechter een fictieve situatie, waaruit verzoeker afleidde dat "de zaak al was beslist". Daarnaast heeft de politierechter naar de mening van verzoeker sturende vragen gesteld en gezegd dat hij niet alles hoefde te geloven wat in de zittingzaal wordt gezegd. Verzoeker heeft daaruit afgeleid dat er volgens de politierechter geen sprake was van zelfverdediging.
De wrakingskamer is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de politierechter zijn definitieve oordeel omtrent de zaak reeds had gevormd en kenbaar gemaakt vóór de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting. Dat kan niet worden afgeleid uit de door de politierechter gebruikte bewoordingen die verzoeker ter zitting van 12 augustus 2008 heeft weergegeven. De wrakingskamer merkt daarbij op dat het tot de taken en het instrumentarium van de rechter behoort om tijdens het onderzoek ter terechtzitting kritische vragen te stellen in het kader van de waarheidsvinding. Het behoort tevens tot zijn taak de verklaring van de verdachte ter zitting niet voetstoots aan te nemen, maar deze af te zetten tegen de overige bevindingen uit het onderzoek ter terechtzitting. Uit de omstandigheid dat de politierechter verzoeker kritisch heeft ondervraagd naar aanleiding van zijn beroep op zelfverdediging en hem aan de hand van een voorbeeld heeft verduidelijkt wanneer in het algemeen al dan niet sprake is van noodweer, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin vooringenomenheid van de politierechter worden afgeleid.
Anders dan verzoeker meent, kan dat ook niet worden afgeleid uit de door de officier van justitie ter terechtzitting gemaakte opmerking dat verzoeker een wrakingsverzoek kon doen als hij meende dat de politierechter vooringenomen was.
Verzoeker heeft voorts ter zitting van de wrakingskamer gesteld dat hij nog niet klaar was met het vertellen van zijn kant van het verhaal. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet is komen vast te staan.. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat het onderzoek naar de feiten was afgerond en de persoonlijke omstandigheden van verzoeker aan de orde waren geweest toen het wrakingsverzoek werd gedaan. In het proces-verbaal is de zienswijze van verzoeker weergegeven en deze weergave is coherent en lijkt compleet. Nadat door verzoeker was aangegeven dat en waarom in zijn geval sprake was van zelfverdediging is blijkens het proces-verbaal nog verder over het tenlastegelegde feit gesproken. Dat verzoeker zijn verhaal niet heeft kunnen beëindigen blijkt dus niet uit het proces-verbaal en is door de politierechter uitdrukkelijk bestreden.
Verzoeker heeft tenslotte verklaard dat hij, na zijn mededeling dat hij servicemedewerker in de ICT was, de daarop volgende opmerking van de politierechter, inhoudende dat verzoeker dus geen systeembeheerder was, heeft ervaren als denigrerend. Deze laatste uitwerking van de grondslag van het wrakingsverzoek faalt eveneens, nu naar het oordeel van de wrakingskamer niet valt in te zien waarom deze opmerking van de politierechter, anders dan door deze bedoeld, als denigrerend zou kunnen worden ervaren.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de politierechter af;
- beveelt dat de behandeling van de strafzaak met parketnummer [NUMMER] wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.H.B. Littooy, voorzitter, en B.H. Franke en M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2008.